DNA en gerechtelijke dwaling

In de Deventer moordzaak zijn opnieuw twijfels geuit over de betrouwbaarheid van het DNA-materiaal. De hypothese dat het sporenmateriaal afkomstig is van Louwes’ speeksel is niet onderzocht. Het Nederlands Forensisch Instituut gaat er, gezien de concentratie, van uit dat het afkomstig is van huidcellen. Maar daarmee ondersteunt het instituut het geweldscenario van het OM, zei dwaling-onderzoeker Ton Derksen op 3 april tijdens een discussiemiddag van de Nederlandse Vereniging van Strafrecht Advocaten NVSA.

Schiedammer parkmoord

Na de Schiedammer parkmoord is er niet alleen veel veranderd bij het OM, maar ook bij het Nederlands Forensisch Instituut. In de gedragscode van de onderzoekers staat nu bijvoorbeeld dat zij de rechter kunnen informeren als zij twijfels hebben over bewijs. Een DNA-onderzoeker vertelde onlangs aan ‘general counsel’ Meriam Embregts van het NFI dat deze zijn twijfels daadwerkelijk zou gaan melden. Dat zei Embregts op de NVSA-discussiemiddag.

‘Medewerkers van het NFI dachten dat zij de advocaat-generaal ervan hadden doordrongen en overtuigd dat er erg veel twijfel mogelijk was over de betrokkenheid van Kees B.’ Dat las wetenschapsfilosoof en dwaling-onderzoeker Ton Derksen op pagina 45 van het rapport dat advocaat-generaal Frits Posthumus over de Schiedammer parkmoord schreef.

Ton Derksen: ‘Maar het OM heeft er niets aan gedaan. En op de zitting zeiden de NFI-medewerkers helemaal niets meer over die twijfel. Het is niet-integer om te zwijgen, het getuigt niet van onafhankelijkheid en zeker niet van transparantie.’

De NFI-onderzoeker in deze zaak, Ate Kloosterman, zegt later die middag op de vraag of het NFI zijn twijfels over een dader bespreekt met het OM: ‘Ik bestrijd dat dit in Schiedam is gebeurd.’

Tournee

Het NFI heeft sindsdien veel geleerd, zegt Embregts. Zij is met Kloosterman ‘op tournee’. Want door een wetswijziging kunnen advocaten het instituut nu rechtstreeks inschakelen, dus zonder verzoek aan het OM of rechter-commissaris. Advocaten kunnen het instituut vragen om een contra-analyse, een nader onderzoek, de accreditatiestatus van de DNA-onderzoeker, om een getuigedeskundige en om de DNA-profielen of het bronmateriaal.

Embregts wijst op twee belangrijke beperkingen van de dienstverlening. De eerste is dat de kosten zonder tussenkomst van het OM of rechter-commissaris hoog zijn. Het voordeel is dan wel dat je het onderzoek kunt achterhouden als dat beter uitkomt. De medewerkers van het NFI hebben een verschoningsrecht en riskeren hun baan wanneer zij het OM inlichten over het onderzoek, zegt Embregts.

De tweede beperking is dat het NFI de ‘preferred supplier’ is van het OM, dat in 99 van de 100 gevallen voor het NFI kiest. Voor een contra-analyse ligt het NFI dan niet meer voor de hand.

Overigens kunnen advocaten zich sinds kort net als officieren van justitie laten bijscholen op de NFI Academy.

Directe lijn

Cees Korvinus vroeg bijna dertig jaar geleden als eerste advocaat om DNA-onderzoek. Daarvoor wendde hij zich tot Kloosterman. Korvinus is benieuwd of je als advocaat snel een NFI-medewerker kunt benaderen met de vraag of nader onderzoek zinvol is. ‘Want soms moet je rap handelen en als ik het aan de officier of rechter-commissaris vraag, gaat het te langzaam.’

Hoewel een advocaat normaal gesproken 070 8886888 moet bellen, kan hij of zij zich inderdaad nog steeds direct wenden tot een medewerker. ‘Eigenlijk zoals het vroeger werkte,’ zegt Kloosterman.

Twee hypothesen

Kloosterman, tevens hoogleraar forensische biologie aan de Universiteit van Amsterdam, legt bij de aftrap van de discussiemiddag uit dat bij elk fysiek contact sporenmateriaal wordt overgedragen, waaruit een DNA-profiel kan worden gemaakt. Daarbij vraagt het NFI zich af wat het materiaal is, van wie het is en of het bijvoorbeeld incriminerende sporen zijn.

Als de sporen op de plaats delict overeenkomen met het DNA van de verdachte doet het NFI een uitspraak over de bewijswaarde van die constatering. En de bewijswaarde hangt samen met de zeldzaamheid dat zo’n situatie zich voordoet. Het NFI hanteert daarvoor een ‘likelyhood ratio’, die de uitkomst is van een kansberekening op basis van twee hypothesen. De eerste hypothese wordt doorgaans aangehangen door het OM: de verdachte is de donor van het materiaal. De andere is de hypothese die de verdediging pleegt aan te hangen: de donor van het materiaal is een onbekend persoon, die niet verwant is aan de verdachte.

Afhankelijk van de omstandigheden en de zeldzaamheid van de DNA-kenmerken kan de likelyhood ratio oplopen van kleine kans tot grote zekerheid.

Onafhankelijkheid

De centrale vraag van de middag is of het NFI wel onafhankelijk genoeg is. NFI-juriste Meriam Embregts zegt van wel. ‘Het maakt ons niet uit wat de uitkomst is van een onderzoek. Het is niet zo: wie betaalt, bepaalt.’

Bart Nooitgedagt: ‘Maar de hypothesen voor het onderzoek zijn ook van belang voor het NFI. Soms krijgen jullie het hele strafdossier.’

Embregts: ‘De intake en de uitvoering van het onderzoek zijn gescheiden. Dat de deskundige wordt beïnvloed door de vraag – daar zijn wij transparant over. Dat is de beste waarborg voor onafhankelijkheid.’

Broodheer

Ton Derksen twijfelt aan de onafhankelijkheid, integriteit en transparantie die het NFI volgens zijn eigen website hoog in het vaandel heeft staan. Aan de hand van zeven bekende strafzaken belicht hij de rol van het NFI, dat volgens Derksen te veel aanschurkt tegen de broodheer. Behalve de hierboven genoemde kritiek op het zwijgen in de Schiedammer Parkmoord hekelt hij de houding van het instituut in de strafzaak van Lucia de Berk. Daarin kozen NFI-onderzoekers voor een onbetrouwbare methode en ondeugdelijke hypothese om de digoxynevergiftiging van baby Amber vast te stellen. Bovendien liet het instituut het gerechtshof in de waan dat de bloedmonsters betrouwbaar waren, terwijl het ging om vocht uit uitgeknepen gaasjes, dat vele malen is ingevroren en ontdooid.

Speeksel of huidcel

In de Deventer moordzaak was het NFI onduidelijk over het aantal cellen dat nodig was voor hen DNA-profiel. Het instituut ging ervan uit dat het om DNA uit huidcellen gaat, de sporen die alleen door hardhandig fysiek contact op de bureaus van het slachtoffer zouden zijn gekomen. Daarmee ondersteunt het NFI de hypothese en het gewelddadige scenario van het OM. Maar je kunt helemaal niet zeker weten dat het materiaal afkomstig is van huidcellen. Het kan ook komen van speeksel, want het is bekend dat Ernest Louwes veel spuug verspreidt als hij spreekt. Kloosterman wijst erop dat het sporenmateriaal geconcentreerd was op één plek, wat wijst op huidcellen en fysiek contact.

Derksen vindt het vooral kwalijk dat het NFI in de DNA-monsters niet wilde afstaan.

‘Weinig verbeterd’

In de zaak tegen Melvin Rozenblad vond het NFI DNA-materiaal van zes mensen op een sok van één van de slachtoffers. Ook hier gaat het NFI ervan uit dat het om huidcellen gaat. ‘Of het materiaal wellicht op de sok is gekomen omdat het slachtoffer over de grond werd gesleept, is niet onderzocht. Ook is niet onderzocht hoeveel DNA op het kleed zat. Bovendien is niet de vraag gesteld hoe zes mensen aan één sok kunnen trekken.’ Deze zaak bewijst volgens Derksen dat het NFI dezelfde fouten heeft gemaakt als in de Schiedammer Parkmoord en er dus weinig is verbeterd. De keuze van de hypothesen valt volgens Derksen vaak uit in het voordeel van de broodheer en in het nadeel van de verdediging.

Garbage in garbage out

Embregts en Kloosterman gaan niet in op veel van de ‘te detaillistische’ kritiekpunten van Derksen. Embregts: ‘Derksen is op zoek naar leugens, wij naar verklaringen. Wij kunnen weinig doen aan de startinformatie die wij krijgen. Als die niet deugt, deugt de uitkomst ook niet. Garbage in garbage out. Vaak zien wij niet welke garbage het OM aanlevert.’

Volgens Kloosterman is het instituut bekend met het risico dat een hypothese in het voordeel kan zijn van het OM. ‘Wij doen er alles aan om dat risico uit te sluiten.’ Of het NFI in het verleden altijd even transparant is geweest, laat Kloosterman in het midden. Wel betoont hij zich er voorstander van dat de verdediging invloed uitoefent op het formuleren van de hypothesen. Bij voorkeur in gesprekken met het OM en het NFI.

Als de verdediging niet bij die gesprekken zit, moet zij de verslagen van de gesprekken opvragen. Meriam Embregts: ‘Wij kunnen die niet zelf geven. Wij gaan er vanuit dat de verdediging daar bovenop zit.’