Ethiek? Wat niet is verboden, is toegestaan

‘Alles is eindig, zelfs de inkomstenbelasting’, zegt filosoof, musicoloog en fiscalist Simon Strik. Meer dan een kwart eeuw was hij hoofd van het vaktechnisch bureau van EY.  Hij heeft meer met vleugels dan met fiscale ethiek. ‘Wij mensen zijn ertoe veroordeeld om economisch te denken.’

U heeft drie academische studies afgerond: muziekwetenschappen, filosofie en fiscaal recht. Wat ligt u het meest na aan het hart: filosofie, muziek of toch maar de fiscaliteit?

‘Een keuze zou ik heel erg moeilijk vinden. Fiscaal recht vind ik zo interessant. Je komt er dingen tegen uit de maatschappij die je natuurlijk niet achter de vleugel hoort. Met filosofie bleef ik mij ook altijd bezighouden, door te lezen en soms lezingen te geven. En wat de muziek betreft: ik ben nu een dikke pil aan het lezen over Frans Liszt. En onlangs heb ik op het NOB-jubileum drie stukken van Liszt en een deel uit een suite van Rachmaninov gespeeld in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Rachmaninov speelde ik samen met mijn dochter, fiscaal juriste Anne-Sophie, op twee vleugels. Het is voor mij echt: en en en.’

Staan de drie disciplines los van elkaar of zijn er ook dwarsverbanden?

‘Ik heb geschreven en gesproken over fiscale ethiek en heb een standpunt dat weinigen met mij delen. Voor mij is fiscale wetgeving het resultaat van politiek-maatschappelijke krachten die zich doen gelden. Ik zie daar weinig hooggestemde ethische idealen die de doorslag zouden geven en hecht niet zo’n waarde aan al die prachtige theorieën hierover.’

Als het niet strafbaar is, dan is het toegestaan?

‘Ja. De vervolgvraag is of je daar dan gebruik van wilt maken. Dat is een kwestie van moreel besef.’

Heeft u een lees- of luistertip?

‘Van filosofie zou ik verre blijven. Dat is heel ingewikkelde kost en het is de vraag of je van die kennis gelukkiger wordt. Ik denk zelfs eerder ongelukkiger. Wat muziek betreft vind ik dat ieder zijn eigen voorkeur moet volgen. Zelf houd ik erg van de opera’s van Wagner.’

En welk fiscaal boek raadt u aan?

‘Het handboek van Leo Stevens.’

Dat hebben de RB-leden allemaal gekregen…

‘Het is een monumentaal werk.’

Maar houden wij onze huidige inkomstenbelasting?

‘Alles is eindig. De vraag is hoe snel het zal gaan. Volgens sommigen twintig jaar, terwijl anderen menen dat het over drie jaar al afgelopen is.’

Overkill

U bent na drie jaar Belastingdienst overgestapt naar het Bureau Vaktechniek van EY. Bent u niet te snel uit de praktijk gestapt?

‘Ik was al op gevorderde leeftijd en als je dan zo’n kans krijgt, moet je die grijpen. Ik ben er bijna zesentwintig jaar gebleven. Het lag ook niet voor de hand om vandaar weer terug te gaan naar de praktijk. Daar begin je aan op jongere leeftijd. En de universiteit heeft me nooit getrokken, omdat je de stof daar helemaal vanaf de bodem moet opzetten. Bij de cursussen die ik geef voor bijvoorbeeld het RB en de SOB kan ik voortbouwen op de kennis en ervaring van de belastingadviseurs. Ja, ik heb wel vijf jaar met plezier filosofie gedoceerd aan de Universiteit van Amsterdam, maar in het fiscaal recht heb ik dat nooit geambieerd.’

We hebben in die bijna zesentwintig jaar veel zien veranderen?

‘Ja, ongelofelijk veel. Er is een enorme hoeveelheid reparatiewetgeving ingevoerd. Daardoor is veel maatwerk nodig als je nog belasting wilt ontwijken. Zo is artikel 13ba van de Wet op de vennootschapsbelasting – over de omzetting van afgewaardeerde vorderingen – helemaal dichtgetimmerd. De liquiditeitsverliesregeling is een ander voorbeeld. Die regeling zit zo goed in elkaar, daar is als belastingadviseur geen eer meer aan te behalen. De aanmerkelijkbelangregeling was een gatenkaas toen ik begon. Maar ongeveer twintig jaar geleden zijn de holding-, kasgeld- en turboconstructies effectief aangepakt. Ook de fiscale eenheid was tot 2003 slecht geregeld.’

Is de wetgeving niet hier en daar doorgeschoten en is er geen sprake van overkill voor de directeur-grootaandeelhouder in het mkb?

‘Overkill kom je wel tegen en leidt tot pogingen om aan de belasting te ontkomen. In de jaren zeventig en tachtig was de situatie voor de dga afgrijselijk. De belastingdruk was zo hoog dat die uitnodigde tot ontgaan. Een hoge belastingdruk is overigens iets anders dan overkill. Maar underkill is ook niet goed. Dan gaan adviseurs zeggen: van die leemte gaan we gebruikmaken. Daar kun je als adviseur ook moeilijk ethisch in staan. De concurrent doet het wel, dus moet je meedoen, anders ben je een dief van je eigen portemonnee.’

Vpb light

Hoewel u van veel, zo niet alle markten thuis bent…

‘Nee, een aantal…’

hebben wij de indruk dat uw grootste fiscale liefde toch de vennootschapsbelasting is. Is die indruk juist?

‘Nee. Ik ben destijds betrokken geraakt bij het onderdeel vennootschapsbelasting van de Cursus Belastingrecht. Maar ik doe ook veel IB en vind dat ongelooflijk interessant. Ik ben dus niet een typische Vpb’er, maar heb me op dat terrein misschien wel iets meer geprofileerd.’

Zou je niet twee soorten vennootschapsbelasting moeten hebben: eentje voor dga’s en een voor vennootschappen?

‘Wat de dga’s betreft heb je het dan in feite net als Jan van der Streek over een Vpb light voor het mkb. Het probleem is dat je in het mkb grote verschillen hebt. Dus waar ligt de grens?’

Bij de controleplichtigheid?

‘Het hangt ook erg af van de aard en de positie van de cliënt. De renteaftrek is razend ingewikkeld, maar de meeste mkb-ondernemers hebben er weinig mee te maken.’

Bestaat niet het risico dat de bakker op de hoek onbedoeld in het mes loopt?

‘Dat kan gebeuren. Daarom moet je als belastingadviseur voor het mkb ook de grenzen voor de verschillende vrijstellingen in de gaten houden. Blijf je daarbinnen, dan hoef je verder weinig na te denken. Ook de regeling van de fiscale eenheid is erg ingewikkeld, maar voor het mkb hoef je daar eigenlijk niet veel van te weten. Voor het mkb is vooral de verhouding tussen de Vpb en de IB belangrijk. Wat mij opvalt, is dat de mkb-adviseur daar vaak te weinig van weet. Je moet ook echt iets afweten van de reorganisatiefaciliteiten. Dat is ook best te doen voor de mkb-adviseur.’

Zou je de vennootschapsbelasting niet structureel moeten herschrijven?

‘Dat is wel aan te bevelen. Er is veel winst te behalen als je voor de renteaftrek leningen in concernverband fiscaal zou beschouwen als eigen vermogen. Het probleem is alleen dat je dit in internationaal verband moet doen. Het ontwerp voor de CCCTB – de concept-EU-richtlijn voor een geconsolideerde Vpb-heffingsgrondslag – gaat echter nog uit van het klassieke onderscheid tussen vreemd en eigen vermogen. Ik zie de gelijkschakeling dus nog niet snel komen. Verder zouden ondernemingen erbij gebaat zijn als de beperkingen van de verliesverrekening bij fusies, reorganisaties en de fiscale eenheid zouden worden afgeschaft. Die leiden tot loodzware regelingen, terwijl niet duidelijk is of het budgettaire belang wel zo groot is. Financiën beweert bijvoorbeeld ook dat het niet invoeren van de Wet compartimenteringsreserve de schatkist 200 miljoen zou kosten. Maar waarop is dat bedrag gebaseerd?’

Dubbel

Zou je ingewikkelde wetgeving niet ook kunnen vatten in een handzaam computerprogramma?

‘Bij de Belastingdienst voorspelden ze om die reden in 1985 dat de meeste belastingadviseurs na tien jaar overbodig zouden zijn. Die gedachte stoelt op een verkeerd beeld van wat recht is. Natuurlijk kun je stroomdiagrammen maken, maar dat is niet het laatste woord. Bij teksten gaat het om uitleg en je kunt niet vooraf op papier zetten hoe je een regel in een specifieke situatie moet uitleggen. De werkelijkheid is altijd rijker dan de abstracte regel.’

U heeft een paar aardige dingen gezegd over wetgeving en wetgevingsambtenaren. Bent u doorgaans positief over de kwaliteit van wetgeving?

‘Je moet ook kijken naar de context waarin de wetgeving tot stand komt. Als je from scratch zou kunnen beginnen en eenvoud een belangrijke doelstelling zou zijn, komt er iets heel anders uit. Box 3 is een enorme verbetering vergeleken bij de Wet IB 1964. En ook het aanpakken van constructies is een duidelijke verbetering. Het is heel vervelend dat de renteaftrekregeling verre van eenvoudig is. Daar bestaan grote wensen en zijn veel verbeteringen mogelijk. De samenleving vraagt om het dichttimmeren van wetgeving tegen ontwijkingsgedrag en dan krijg je helaas ingewikkelde regelgeving. Financiën is hier wel dubbel. Als de wetgeving ontwijkingsgedrag moet tegengaan, wordt de ingewikkeldheid veelal verdedigd. Maar wanneer wij als Commissie Wetgeving van de NOB met een verbetering komen, zegt de staatssecretaris nogal eens: te ingewikkeld. Het argument van complexiteit wordt dus selectief gebruikt.’

Hebben de wetgevingscommissies van de NOB en het RB invloed?

‘Dat hangt af van de fase van het wetgevingsproces. Als er nog geen voorstel is, kun je er heel open gesprekken over voeren. Zo hebben tijdens een consultatieronde commentaren meer invloed dan wanneer het wetsvoorstel al is ingediend. In dat geval zijn de kaarten grotendeels geschud en maakt Financiën dankbaar gebruik van technische fouten die worden blootgelegd. Wezenlijke veranderingen zijn dan zelden mogelijk. Maar voor de wetsgeschiedenis en wetsuitleg is het wel altijd van belang om vragen te stellen.’

Er wordt gezegd dat artikel 15ad van de Wet op de vennootschapsbelasting – over de fiscale eenheid – is geschreven door de NOB. Is dat juist?

‘Ja, een bepaald aspect van die regeling en dat was een enorme verbetering. De staatssecretaris zei: we gaan het zo doen.’

Strikvraag

Heeft het u verrast dat u de Hofstra-penning ontving voor uw bijdrage aan de ontwikkeling van het belastingrecht?

‘Ja, ik heb er nooit bij stilgestaan dat dat zou kunnen gebeuren.’

Tot slot: de penning zit in een plaquette van plexiglas waar op de zijkanten twee uitspraken van Hofstra staan: ‘Ik verafschuw het gelddenken’ en ‘Je mag de achterblijvers niet in de steek laten’. Welke tekst heeft uw voorkeur?

‘Over beide teksten ben ik erg geclausuleerd . Ik vind het prima dat achterblijvers ook in beweging komen. Voor de echte achterblijvers is er een sociaal vangnet. En wij mensen zijn ertoe veroordeeld om economisch te denken. We leven nu eenmaal niet in luilekkerland, maar in een samenleving met schaarste. Dat bij fiscale wetgeving budgettaire overwegingen een rol spelen, kun je de staatssecretaris van Financiën toch moeilijk kwalijk nemen?’

Dit is een deel van het interview dat ik samen met Sylvester Schenk afnam en dat verscheen in Het Register 2005 nr. 1