Man, paard en Panama

De Tweede Wereldoorlog heb ik niet meegemaakt, maar ik ben oud genoeg om te weten dat veel Nederlanders vooral goed waren ná 1945. Daarom las ik met gemengde gevoelens wat Jaap Winter en Wouter Veraert in Mr. zeiden over juristen die fout waren tijdens de bankencrisis. Volgens Winter faalden juristen als beroepsgroep. Volgens Veraert hadden juristen zich moeten verzetten tegen sjoemelende bankiers.

De hoogleraren plakten een complete bevolkingsgroep na de crisis alsnog een ster op. Het voorspelbare gevolg was dat niemand zich voelde aangesproken. De beweringen hebben in ieder geval geen merkbare discussie opgeroepen.

‘Namen en rugnummers,’ riep de toenmalige Algemeen Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten jaren geleden toen zijn beroepsgroep werd beschuldigd van ‘schuldheling’, ofwel het aannemen van te veel crimineel geld als bovenmatige gage. Ik ben het met Leo Spigt eens dat je man en paard moet noemen bij zulke beschuldigingen. Winter deed de uitspraken tijdens een congres, waar kennelijk geen vragen werden gesteld. In een interview kun je echter wel vragen stellen, dus Veraert had niet weg mogen komen met politiek correcte vaagheden.

Dankzij de Panama Papers hebben wij – totnutoe – drie namen van juristen die fout waren. Ja, belastingontwijking is legaal, maar inkomsten verzwijgen voor de belasting niet. Je kunt niet zo maar voor een cliënt een infrastructuur opzetten om geld buiten het zicht van de autoriteiten te houden zonder nadere vragen te stellen.

Fair share

Dat Toine Manders van het Haagse Juristen Collectief zich daarmee bezighield, is geen nieuws. De naam van advocaat en oud-belastinginspecteur Bernard Stuivinga is wel nieuw. Stuivinga werkt bij een advocatenkantoor waarvoor het enige dat telt het resultaat is ‘dat wij in samenspraak met de cliënt hebben gedefinieerd’. Je zou zeggen dat het kantoor de cliënt dan niet doorzaagt over de bedoelingen. Toch gaat het kantoor er prat op dat het ‘de voortdurende neiging’ heeft ‘vragen te blijven stellen’. Of die vragen van ethische aard zijn, valt te betwijfelen.

Advocatenkantoor Ploum Lodder Princen is in Nederland de vaste notaris van het Panamese adviesbureau dat centraal staat in de ontwijkingsconstructies. Maatschapsvoorzitter Stan Commissaris, die verantwoordelijk was voor de aandelenoverdracht van een bv die niet bij het Handelsregister was ingeschreven, beroept zich op zijn geheimhoudingsplicht. Het is de klassieke verdediging van een zakelijk dienstverlener die zijn poortwachtersplicht verzaakt.

Een vooraanstaand jurist liet de schatkist jarenlang zijn salaris betalen, maar probeert toch zo min mogelijk belasting af te dragen. Voormalig raadsheer in de belastingkamer van de Hoge Raad, Jos van der Vorm, is door het internationale journalistencollectief ICIJ ontmaskerd als één van de fiscale toeristen op de Panama-route. Of hij inkomsten heeft verzwegen voor de fiscus moet nog blijken. Maar vooralsnog lijkt de man, die jarenlang het laatste fiscale oordeel velde over anderen, niet het toonbeeld van een goede belastingmoraal.

Ik heb als kleinverdiener misschien gemakkelijk praten, maar ik vind – geïnspireerd door emeritus-hoogleraar belastingrecht Richard Happé – dat mensen en bedrijven een fair share moeten bijdragen aan de schatkist. Daarom hoop ik dat de Panama Papers leiden tot een discussie over het ethische gehalte van de zakelijke dienstverlening. Daarop mag je wèl een hele beroepsgroep aanspreken.