Sportfraudebestrijding

Eén van de vragen die het onlangs gehouden Fraude Film Festival bij mij oproept is: moet Nederland meedoen aan de war on sports drugs?

Alle lidstaten van de Europese Unie hebben anti-dopingregels in de wet staan, behalve Nederland en Engeland. De minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport zou vóór 1 september een wetsvoorstel hebben ingediend, maar dat is weer uitgesteld. De wet geeft de Dopingautoriteit een publiekrechtelijke status. En de bevoegdheid om op legale wijze de privacy van sporters schenden bij “zogenaamde intelligence & investigation-activiteiten”,  schreef de minister in december aan de Kamer. De nieuwe autoriteit krijgt niet meer bevoegheden dan de huidige en krijgt ook geen monopolie op dopingcontroles. De internationale verplichtingen van de Unesco-Conventie worden zo zuinig mogelijk geïmplementeerd, want de minister wil dopingbestrijding zo veel mogelijk overlaten aan de sport zelf.

Armstrong terechte winnaar

Oud-amateur-wielrenner Tim Krabbé schrijft in zijn bundel De veertiende etappe onder meer (p. 279): “De strijd tegen doping is uitzichtloos en niet serieus te nemen. (…) Als doping te definiëren en te bestrijden was – de renners zouden niets liever willen. Maar dat is het geen van beide. (…) Het lichaam is verbeterbaar – er zullen altijd nieuwe manieren komen om dat te doen. De wedloop tussen gebruikers en bestrijders zal altijd zijn als die tussen het voor- en het achterwiel van de fiets.”

Op het Fraude Film Festival kwamen drie dopingzondaren aan het woord. ’s Middags zei de Amerikaanse beroepswielrenner Joe Popp in (Dis)Honesty, the truth about lies dat hij door EPO twaalf tot dertien procent beter ging presteren. “Iedereen doet eraan mee en als iedereen het doet, denk je dat het legaal is.”

‘s Ochtends was de Australische documentaire Stop at nothing: The Lance Armstrong Story vertoond. Armstrong komt in de film naar voren als iemand die alles doet om te winnen voor de eer en voor het geld. Hij nam niet alleen verboden middelen, maar kocht ook renners om. In één van zijn laatste leugens voor de ontmaskering zegt hij: “Niemand is zo doortrapt. No way.” Maar als zijn terreur tegen critici niet meer werkt en zijn samenweefsel van verdichtsels uit elkaar is gevallen, zegt hij in zijn beroemde bekentenis bij Oprah Winfrey: “Ik had het allemaal, maar het werd te groot, het liep uit de hand.”

Halverwege de vertoning was de voormalige Rabobank-renner Michael Rasmussen op de voorste rij komen zitten met zijn exotische partner. Zij stak een kop boven hem uit.

In 2007 leek Rasmussen een zekere winnaar toen de sponsor hem uit de Tour liet halen, omdat hij had gelogen over zijn whereabouts. De bank wilde de eigen reputatie beschermen.

Rasmussen nam na afloop van de docu plaats op het podium voor een vraaggesprek. Hij kende de film nog niet. Wat hij had gezien “geeft een goed beeld van hoe het toen werkte”.

Liegen hoort erbij

“Doping heeft oude wortels,” zei Rasmussen die zijn klassieken kende: Bordeaux – Parijs is zo lang dat renners destijds al begonnen met vals spelen door bijvoorbeeld stiekem een stukje met de trein te gaan. “Daarom kunnen nu maar weinig mensen verbaasd zijn dat er doping wordt gebruikt.”

Zelf begon Rasmussen te pakken na de Festina-dopingaffaire in 1998. “Mijn ontwikkeling stond stil. Ik moest een beslissing nemen: wilde ik mij verbeteren of niet? Toen nam ik mijn eerste EPO injectie.”

Hij koos uit eigen beweging voor de doping. Het is niet duur en tijdrovend. Zo kost bloeddoping bijvoorbeeld maar 5 dollar en 15 minuten. Zijn leveranciers kwamen van buiten de sport.

Anders dan sportpsycholoog Bram Brouwer beweert, heeft EPO volgens Rasmussen niet alleen een mentaal effect: “Er is genoeg bewijs dat het werkt en ik weet zeker dat de hele sport er ook zo over denkt. Het verbetert je prestaties en je voelt je minder moe. Ik kon daardoor een gezinsleven blijven leiden naast zeven, acht uur trainen per dag.”

“De naaste familie wist het. Ik denk ook dat mijn vrienden het wisten. Maar zij vroegen er niet naar, omdat ze me niet wilden dwingen erover te liegen. Liegen was part of the job als wielrenner. Mensen vragen van topsporters iets dat ze gewoon niet kunnen leveren. Het gaat ons om winnen, niet om een betere wereld. Lance Armstrong is de terechte winnaar van die zeven Tours de France.”

 

Valse hoop

Bij Armstrong liep het uit de hand omdat hij, anders dan Rasmussen, miljoenen extra verdiende dankzij het stelselmatig liegen. Sponsors beloonden het verhaal van de sportman die kanker overwon en zeven keer zegevierde in de Tour de France. Kankerpatiënten ontleenden hoop aan zijn verhaal. “Hope rides again” was Armstrongs leuze in zijn allerlaatste Tour.

De film suggereert dat hij valse hoop gaf. Maar is dat wel zo? De teelbalkanker was echt, de genezing ook. En van alle wielrenners die sur le jus waren, was hij gewoon de beste.

Het was natuurlijk mooier geweest als Armstrong niet zo grootschalig had gelogen. En de manier waarop hij zijn critici intimideerde, valt niet goed te praten. Maar zonder dopingverbod was dat niet nodig geweest.

Als er nu iets is dat valse hoop wekt, dan is het de strijd tegen doping.

 

Nooit gelijke strijd

De algemeen directeur van sportkoepel NOC*NSF, Gerard Dielessen, zei na de vertoning tevreden: “Het kan een tijd rollen, maar het komt toch uit. Alle atleten zouden daarom de film moeten bekijken.”

Of het inderdaad altijd uitkomt, is de vraag. Want hoeveel atleten worden er nu helemaal gepakt? Volgens de sportbobo is een verbod goed, omdat de dopingzondaar de zege afpakt van nummer twee. “Doping leidt in ieder geval tot ongelijke strijd en je moet proberen een gelijk speelveld te creeren.”

Maar als iedereen het nu doet?

“Het is ook ongezond.”

Volgens Dielessen zal een wettelijk verbod “een barrière” opwerpen tegen gebruik. “Maar gelijke strijd krijg je natuurlijk nooit…”

Rasmussen had op dat moment de zaal al weer verlaten. Diens antwoord op de vraag of hij denkt dat de wielersport nu schoner is, galmt nog na: “Er is nu een andere mentaliteit. Maar het is naïef om te denken dat we ooit dopingvrije topsport zullen zien.”

Om met Tim Krabbé te spreken: nooit zal het achterwiel het voorwiel inhalen.