Hoge Raad opent Theater van de Leegstand

De Hoge Raad verhuist op 1 maart naar een nieuw onderkomen. Nu kunnen alle medewerkers bij elkaar zitten in één gebouw. Voor zo ver ze niet thuis werken, want dat doen rechters nogal eens. Mede daardoor kampen sommige gerechtsgebouwen met leegstand. De immense zittingszaal in de nieuwe behuizing van de cassatierechter is eveneens gedoemd tot leegstand.

Ik zeg niet dat de leden van de Hoge Raad eens per jaar met een vlaggetje, hoedje en toeter de gevoelens van het volk vertolkten als zij keken naar de passerende Gouden Koets. Maar vermoedelijk verlaten zij met nostalgische gevoelens de vertrouwde kantooromgeving.

Ik zeg ook niet dat de mikado-achtige ruimtes aan het Lange Voorhout vermolmd en tot op de draad versleten waren. Maar het is de raadsheren en hun staf gegund om samen met de leden van het parket en àlle andere medewerkers in één fris gebouw te trekken.

Het witte cassatiepaleis doet niet meteen denken aan een gerechtsgebouw. In plaats van Dorische zuilen schragen iele palen de vensterrijke gevel van de bovenetages. Ook de begane grond vertoont veel glas. Het signaal van de architect is duidelijk: wij staan niet met de rug naar de samenleving.

Om nog iets van het tradionele mandarijnen-gehalte te behouden, heeft de raad de bouwmeester overgehaald een spreuk op de voorgevel te bevestigen: Ubi iudicia deficiunt incipit bellum. Menig Hagenees zal in het voorbijgaan toegeven dat de kantoorlui in dat pand daar een punt hebben. Want inderdaad: waar rechterlijke beslissingen tekort schieten begint de oorlog. De Hoge Raad bedoelt hier natuurlijk iets heel anders mee: als de lagere rechter met een gebrekkige beslissing komt, dan halen wij vernietigend uit.

Rijdende rechter

Ik ben nog niet binnen wezen kijken, maar zag hier wel op een foto van Sebastiaan van Damme dat de architect op een flinke opkomst rekent. De grote zaal (of is dit de kleine?) telt beneden – afgezien van het podium – twee blokken van zes rijen met elf stoelen. Ofwel: honderdtweeëndertig zitplaatsen op de parterre. Op het balkon tellen wij nog eens twee maal dertig stoelen. In totaal biedt deze zaal dus plaats aan een kleine tweehonderd toeschouwers.

Een kleine tweehonderd! Zelfs als de Hoge Raad inderdaad alle rechtspraak in hoogste instantie naar zich toetrekt – een gevoelig punt voor de raadsheren van de Centrale Raad van Beroep – is die zaal niet vol te krijgen. Op een enkele persmuskiet en familielid na is er bij de feitenrechter al zelden publiek te zien. En die houdt nog regelmatig zittingen. Maar bij de Hoge Raad is een zitting een zeldzaamheid. ‘In de afgelopen vier maanden hebben wij misschien één of twee zittingen gehouden,’ zegt vice-president Robert-Jan Koopman in dit interview (p. 21). En op die zittingen komen dan ook alleen nog maar advocaten.

Nu moet ik er wel bij zeggen dat Koopman het dan heeft over één van de belastingkamers. Dus het totale aantal zittingen kan hoger liggen. Maar zo vol als Heumensoord zal het er niet vaak worden.

De te verwachten leegstand begint te schrijnen tegen de achtergrond van de sluiting van de gerechtsgebouwen in Assen, Almelo, Alkmaar, Dordrecht Lelystad, Maastricht en Zutphen. Daar schijnen nogal wat werkkamers leeg te staan. Maar omdat daar wèl mensen naar de zitting komen, lijkt de sluiting van deze Rechtspraak-filialen voorlopig nog even afgewend. Maar ik snap nu wel waarom John Reid tegenwoordig de boer op gaat.

Nu is de Hoge Raad geen onderdeel van de Rechtspraak en kan minister Dijsselbloem dagelijks uit zijn raam zien of het geld van de belastingbetaler daar wel goed besteed wordt. Misschien heeft Jeroen wel bedongen dat hij even naar de overkant kan wippen als hij honderdtweeënnegentig mensen moet toespreken. En misschien verandert hij de spreuk aan de gevel nog wel in: Waar politieke beslissingen tekort schieten, begint de rechter.

Deze weblog verschijnt ook bij Mr. Online