Regels maken financiële sector niet ‘moreel’

In de financiële regulering bestaat het risico dat partijen domweg voldoen aan de regels zonder na te denken over de onderliggende doelstelling, zegt Jan Broekhuizen. Hij is advocaat bij Kennedy Van der Laan.

Toen Broekhuizen in 1997 begon als advocaat was de wet- en regelgeving van de financiële sector erg versnipperd. De Wet financieel toezicht zorgde kort voor meer eenheid in diverse sectoren. Maar door de financiële crisis van 2007 zorgde voor een – nog steeds – uitdijende hoeveelheid van met name Europese regels.

De Europese ambities zijn er niet minder op geworden?

‘Nee. Ook op het niveau van de doelstellingen zijn er voortdurend verschuivingen. Na de kredietcrisis kwamen er meer regels om te voorkomen dat banken en andere financiële instellingen omvallen en om beleggers en consumenten beter te beschermen. Verder heeft de Europese regelgever sinds de Sustainable Development Goals van de VN uit 2015 veel meer aandacht voor duurzaamheidsdoelstellingen.’

Denken verzekeraars en andere financiële instellingen niet vooral aan hun eigen duurzaamheid?

‘Duurzaamheidsdoelstellingen worden al snel vertaald in een risico-mal. En daarbij gaat het dan over de vraag welke risico’s financiële instellingen zelf lopen vanwege bijvoorbeeld klimaatverandering. Aan financiële instellingen wordt gevraagd hun klanten te laten nadenken over de duurzaamheidsaspecten van de financiële producten die worden aangeboden. Aandacht voor duurzaamheid wordt dan opgevat als een kwestie van financiële stabiliteit of van consumentenbescherming.’

Procedureregels

U bent jurist én filosoof. In uw rechtsfilosofisch proefschrift Values in Financial Regulation (2022) schrijft u onder meer dat regels steeds meer gaan over procedures omdat de regelgevers en toezichthouders geen duidelijke keuzes durven te maken.

‘De aarzeling om stelling te nemen, roept de neiging op om meer proceduregels uit te vaardigen. In mijn praktijk als advocaat zie ik dat marktpartijen regels over het algemeen best willen naleven. Zij steken veel energie in compliance. Ik denk dan ook niet dat er sprake is van onwil om na te denken over bredere doelstellingen. Maar de aard van regulering roept een zekere neiging op de voorschriften af te vinken en het daarbij te laten.’

Verzekeraars en banken mopperen nogal eens over de kosten van klanten screenen en transacties monitoren. Maar zouden ze niet gewoon geen dubieuze klanten en fout geld moeten willen accepteren?

‘Het is goed om je klant te kennen en dit onderwerp heeft de laatste jaren terecht veel aandacht, ook van toezichthouders. Je wilt toch niet het transport van wapens naar een dubieus regime verzekeren of een gesanctioneerde oligarch als bancaire klant? Customer due diligence en transactie monitoring zijn een vorm van uitbesteed toezicht, waarbij financiële instellingen zelf controles doen die bredere maatschappelijke doelen steunen.’

A-morele markt

Kun je van een a-morele industrie wel een morele sector maken?

‘Ik zou niet willen spreken van een a-morele industrie, maar van een sector die zich wel wat meer zou kunnen oriënteren op maatschappelijke waarden. Ik zou ook niet zeggen dat je de financiële markten door regulering “moreel” kunt maken. Dit hangt ook samen met een stijl van regulering en toezicht die van onder toezicht gestelden verwacht dat zij vrijwillig voldoen aan de regels. Daarbij houden toezichthouders de stok van mogelijk handhavend optreden steeds achter de deur. Zo’n stijl legt de nadruk op gedrag en compliance in plaats van ruimte geven aan een dialoog over onderliggende intenties en waarden.’

Leveren financiële regulering en toezicht in Nederland een aantrekkelijk vestigingsklimaat op?

‘Veel regels in de verschillende landen van de Europese Unie zouden inmiddels gelijkluidend moeten zijn. Maar natuurlijk zijn er nog steeds veel verschillen in implementatie, interpretatie en handhaving. De stijl en toegankelijkheid van toezichthouders spelen ook een rol in  het  vestigingsklimaat. Zo werd in het verleden wel eens gezegd dat de Nederlandse toezichthouder het beste jongetje van de klas wilde zijn.’

‘Tijdens de Brexit hebben sommige financiële instellingen er mogelijk mede om die reden voor gekozen om hun hoofdvestiging binnen de Europese Unie te openen in andere landen dan Nederland. Volgens mij is het strenge imago van de Nederlandse toezichthouder inmiddels wat achterhaald. Sommige buitenlandse toezichthouders zijn in de beleving van marktpartijen strenger geworden. Daarbij is “goed toezicht” ook een verkoopargument voor Nederland.’

Fintech

Amsterdam is een soort “fintech hub” geworden, een knooppunt voor financiële instellingen die meer gebruik maken van digitale techniek. Hoe staan toezichthouders daar tegenover?

‘Fintech hub Amsterdan trekt ook weer andere partijen aan. Er zijn nu bijvoorbeeld enkele insuretechs – niet-traditionele partijen in de verzekeringsmarkt – die zich in Amsterdam willen vestigen en binnen de Europese Unie actief willen worden met een Nederlandse vergunning. Voor hen gelden weliswaar dezelfde regels als voor traditionele marktpartijen, maar toezichthouders verwelkomen dit soort nieuwkomers niet altijd met even open armen.’

En dat is jammer?

‘Ja. Toetreding van fintechs helpt markten zich te blijven ontwikkelen en vernieuwen. Dat is nodig om de aansluiting te houden bij bredere maatschappelijke ontwikkelingen.’

Dit is een bewerking van het interview dat ik maakte voor Sdu Uitgeverij.