ZSM: snelle berechting met menselijk maat

Het OM wil 60 tot 70% van de strafzaken ‘ZSM’ gaan afdoen. Dat komt er in veel gevallen op neer dat verdachten van niet al te zware misdrijven na het pinnen van een paar honderd euro de politiecel mogen verlaten. Maar het OM heeft ook oog voor alternatieven en voor de menselijke maat, zo blijkt uit dit verslag voor de Nederlandse Vereniging van Strafrecht Advocaten.

Het gaat het Openbaar Ministerie bij ZSM niet alleen om snelheid. De officier van justitie wil samen met de ketenpartners ‘de relevante uitzonderingen’ uit het systeem halen, op zoek naar de menselijke maat. Daarvoor wil het OM ook graag contact met de advocaat: ‘Bellen jullie dan ook,’ zei procureur-generaal Marc van Nimwegen tijdens de NVSA-cursus Willen wij de wasstraat in?

Een auto komt er wel schoner uit en je kunt bij ZSM ook niet meer terug. Maar ZSM is zeker niet bedoeld als wasstraat. En een kippenslachterij, zoals sommigen het noemen, is ZSM ook niet, zei landelijk ZSM-officier van justitie Machiel Vink.

De kern van ZSM is volgens het OM dat er meteen al contact wordt opgenomen met de ketenpartners, zoals de Raad voor de Kinderbescherming, de Reclassering en Slachtofferhulp. Daarbij is het ook de bedoeling om tijdwinst te boeken. De officier – en dus niet een parketsecretaris – probeert binnen zeven dagen een beslissing te nemen over de afdoening. Daarbij staat de transactie niet langer op het menu; deze wordt vervangen door de strafbeschikking.

Zeven dagen

Er zijn in Nederland tien ZSM-bureaus en een vaste kern van ruim honderd ervaren ZSM-officieren. De bureaus zullen vanaf 1 juli 7/14 open zijn, ofwel zeven dagen per week veertien uur per dag. Het ZSM-officierenkorps wordt incidenteel bijgestaan door andere ervaren officieren. In totaal handelen zij maximaal 140.000 zaken per jaar af, tussen de 60 en 70% van de totale zaakinstroom.

In 43% van de ZSM-zaken beslist de officier in één dag over het vervolg; 79% van de ZSM-zaken wordt binnen zeven dagen afgedaan en 90% binnen een maand, zo blijkt uit de proefprojecten. De officier zoekt samen met de ketenpartners naar de beste ‘afdoeningsrichting’.

Die 140.000 zaken zijn, zo beklemtoont Marc van Nimwegen, ‘het potentiële bereik’. Het is geen prestatienorm en niet alle zaken hoeven per se in ZSM.

Lastige interventie

‘De taak van de advocaat is, heel eerlijk gezegd, lastige interventies plegen,’ vindt procureur-generaal Marc van Nimwegen. ‘Wij willen met ZSM van het automatisme af en willen op grond van meer informatie meer opties overdenken. Misschien moet de dader eerst een schadevergoeding van 400 euro betalen aan het slachtoffer en pas daarna een strafbeschikking krijgen. Wij willen iets terugbrengen van het maken van relevante uitzonderingen. Met kale koude acceptgiro’s willen wij ons werk niet doen. Als de officier van justitie binnen zeven dagen een beslissing neemt dan moet het wel op grond van een fatsoenlijk dossier. Als dat er niet is moet de advocaat zeggen: niet doen.’ De advocaat kan immers altijd nog verzet aantekenen.

De praktijk blijkt echter nog weerbarstig. Zo was de Zeeuwse advocaat Dick Olie zijn cliënt ineens kwijt. Die moest een nachtje blijven omdat het onderzoek niet binnen zes uur kon worden afgerond. Toen Olie de volgende dag belde naar het politiebureau kreeg hij te horen dat zijn cliënt inmiddels was verdwenen. Hij mocht vertrekken nadat hij 300 euro had gepind. Olie vroeg vervolgens naar het telefoonnummer van de ZSM-officier, waarop de dienstdoende politieagent zei: ‘U denkt toch niet dat ik dat ga geven, hè?’

Erbuiten gehouden

‘We worden overal buiten gehouden als advocaat,’ zegt Olie. Niet alleen op zaaksniveau, maar ook bij de vormgeving van het ZSM-project. Dat gevoel overheerst althans bij de veertig cursisten. Dat gevoel is niet helemaal terecht, want het OM praat voor de vormgeving van ‘ZSM 2.0’ al enige tijd met een werkgroep met advocaten. Daarin zit ook  hoogleraar straf(proces)recht en
NVSA-bestuurslid Petra van Kampen, maar wel op persoonlijke titel.

Volgens ZSM-officier Machiel Vink zouden advocaten vaker contact moeten opnemen met de ZSM-officier over de voorgenomen beslissing. Hem valt op dat advocaten dat te weinig doen. Marc van Nimwegen: ‘We moeten meer samenwerken en meer een dialoog met elkaar hebben. Maar bellen jullie dan ook.’

De praktijk in Utrecht leert dat ZSM-officieren weliswaar beter bereikbaar zijn, maar die bereikbaarheid geen garantie is dat de advocaat tijdig bij de zaak wordt betrokken.

NVSA-secretaris Geertjan van Oosten wil de zaak daarom omdraaien: ‘Kunnen jullie de advocaat niet eens bellen?’

Ruw dossier

Marc van Nimwegen vertelt de cursisten herhaaldelijk dat het OM er echt een voorstander van is om advocaten bijtijds te voorzien van het dossier. Het punt is alleen dat niet alle informatie meteen al op papier beschikbaar is. De advocaat zou het dus bijvoorbeeld moeten doen met een conceptversie van het proces-verbaal, de documentatie over de cliënt en een bestand met de opnamen van het verhoor of foto’s. Het slachtoffer en de ketenpartners geven soms alleen mondeling informatie.

Petra van Kampen: ‘Het wordt in ieder geval niet per definitie een papieren dossier.’

Een ander punt is dat het OM niet altijd weet wie zich als advocaat heeft gesteld en waar het dossier dan heen moet. Frank van Ardenne stelt daarom voor dat de Raad voor de Rechtsbijstand en extra hokje drukt op zijn formulier waarin de verdachte kan aankruisen dat hij een advocaat heeft en daarachter kan invullen wie.