Een nieuwe parlementaire enquête

Een parlementaire enquête naar de ILT-affaire kan niet lang uitblijven. ‘ILT-affaire’ is geen Gordon-Chinees voor IRT-affaire. Dat was de kwestie die een kleine twintig jaar geleden leidde tot de Parlementaire Enquête Opsporingsmethoden. De ILT-affaire is een voorbeeld van een toezichthouder die te veel op schoot gaat zitten bij degenen die hij moet controleren.

De kern van dit schandaal is:

  • een economische sector laat zich weinig gelegen liggen aan de rechten van zijn klanten;
  • de sector laat klagende klanten eindeloos procederen en betaalt hun pas de vergoeding waarop zij recht hebben als de rechter hun gelijk dreigt te geven;
  • de sector heeft een toezichthouder die zich laat leiden door de economische belangen van de sector en de rechten van de klanten ziet als een bedreiging daarvan;
  • de toezichthouder weigert daarom de wet te handhaven;
  • de toezichthouder hanteert een buitenwettelijke klachtprocedure die klagende klanten ook in de kou laat staan als zij gelijk krijgen;
  • de toezichthouder adviseert de sector om klanten niet te informeren over hun rechten;
  • de klanten konden goedkoop hun recht halen bij een geschillencommissie, maar de sector heeft daar wegens succes de stekker uit getrokken;
  • de verantwoordelijke minister grijpt niet in en wordt president-directeur van het grootste bedrijf uit deze sector;
  • zijn opvolger, een staatssecretaris, zegt tegen de Tweede Kamer dat de sector zich keurig aan de regels houdt;
  • de (Europese) rechter zegt herhaaldelijk dat de klant gelijk heeft, maar de sector betaalt alleen een vergoeding aan de weinige klanten die net zo lang procederen tot zij gelijk krijgen;
  • de klanten die ook gelijk hebben maar niet procederen, krijgen niet waar zij recht op hebben;
  • tegenover de meerderheid van de gedupeerde klanten blijft de sector dus de wet overtreden;
  • de sector bespaart zich daarmee 4,3% van de omzet op de diensten waarbij de wet wordt overtreden;
  • de Europese Commissie overweegt de verordening, die de basis vormt voor de overtreden regels iets te versoepelen voor de sector – als de Europese ministerraad en het Europees Parlement het voorstel aannemen, daalt het aantal wetsovertredingen, maar stijgt het aantal gedupeerde klanten.

Uiteraard heb ik het niet over de banken, maar over de luchtvaartsector. Van de Chipshol-affaire weten we hoe zeer de drie staatsmachten deze sector zijn toegedaan. Eenzelfde bescherming krijgen de (Nederlandse) vliegmaatschappijen als het gaat om de rechten van luchtpassagiers.

Jarenlang vielen luchtpassagiers ten prooi aan de grillen van de airlines. Die streefden een maximale bezetting na door meer passagiers te boeken dan er in hun ‘kisten’ konden. ‘Europa’ vaardigde een Verordening uit met passagiersrechten. In die verordening werd ook het recht op een vergoeding opgenomen als vluchten vanaf een Europese luchthaven meer dan drie uur vertraagd zijn. Lidstaten moeten ervoor zorgen dat die rechten worden gehandhaafd. Nederland heeft die rechten gegoten in de vorm van verplichtingen, die in de Luchtvaartwet staan.

Vertraagde passagiers, die bij de airlines een vergoeding vragen, krijgen standaard ‘nee’ te horen. Als zij toch hun recht willen halen, moeten zij maar naar de kantonrechter, wat geld kost. Ja, zij kunnen gratis een klacht indienen bij de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) met het verzoek de wet te handhaven. De ILT vindt echter dat zij vooral gaat over de veiligheid.

Ook op dit terrein worden burgerrechten opgeofferd aan veiligheid. Dat gaat zo: als de vertraging het gevolg is van ‘buitengewone omstandigheden’ hoeven airlines niets te dokken. Dus is de verleiding groot om te zeggen dat een waarschuwingslampje in de cockpit de vertraging inluidde. Het Europese Hof van Justitie vindt dat geen overmacht. Als vliegmaatschappij moet je gewoon voldoende onderhoud plegen. Overmacht is een aswolk of een onvoorziene personeelsstaking, maar niet een technisch mankement dat met normaal onderhoud voorkomen had kunnen worden. De handhavers van de passagiersrechten in Europa hebben een lijst met dertig gespecificeerde categorieën van incidenten die volgens hen een ‘buitengewone omstandigheid’ opleveren De civiele rechter is echter niet gebonden aan deze catalogus van uitvluchten.

De Europese Commissie doet nu water bij de wijn. Het recht op vergoeding moet pas ingaan na vijf in plaats van drie uur vertraging. Dat maakt de vertraging niet korter, maar een stuk goedkoper voor de vliegmaatschappij. Want uit een rapport blijkt dat in 2012 meer dan de helft van de vluchten op Schiphol een vertraging van drie á vijf uur heeft (zie p. 18). Het Europees Parlement en de Europese Raad van Ministers moeten nog beslissen over dit voorstel.

Vorig jaar schreef ik over mijn ervaringen met Transavia. Sindsdien houd ik de ontwikkelingen bij en wissel ik nieuwtjes over passagiersrechten uit met de deskundigen Cees van Dam en Marinus Hoorntje. Dat is de basis voor mijn voorspelling dat de bom barst en de Tweede Kamer een parlementaire enquête afdwingt. Bankiers behandelden hun klanten jarenlang als ‘muppets’. Hoe lang laat de volksvertegenwoordiging de minachting voor de luchtvaartpassagier voortduren?

Vliegmaatschappijen hebben het misschien niet gemakkelijk, omdat zij elkaar dood concurreren. Maar ze hebben allemaal even veel last van de regels omdat die gelden voor álle airlines in Europa. Dus als die allemaal gewoon hun best doen om vertraging te voorkomen, is er niets aan de hand.

Meer dan de helft van de vluchten op Schiphol is vertraagd. Als die vertragingen echt het gevolg zijn van een ‘veiligheidsprobleem’, zoals de airlines suggereren, stapt er niemand nog vrijwillig in een vliegtuig.