Liegt of stuntelt raadsheer Oranje?

De Amsterdamse raadsheer Duco Oranje werd eind oktober gewraakt. De wrakingskamer stelt vast dat Oranje onjuiste en onvolledige informatie gaf. Vraag blijft of dat opzettelijk of per ongeluk gebeurde. Een reconstructie (die van de lezer enig zitvlees vergt).

Op 28 oktober wijst de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam het wrakingsverzoek van de Staat Oekraïne tegen Duco Oranje toe. Oranje is voorzitter van de kamer die moet beslissen over de teruggave van kunstschatten van de Krim. Het Allard Pierson Museum had die in bruikleen gekregen voor een expositie.

En nu willen zowel de Staat Oekraïne als vier musea op de Krim de kunstschatten terug hebben. De musea worden gesteund door de Russische Federatie, waartoe het schiereiland sinds de Russische annexatie in 2014 behoort. Hoewel de kunstschatten slechts verzekerd zijn voor 1 miljoen euro is het belang van de zaak groot, vooral om politieke redenen.

Volgens de Rechtbank Amsterdam moeten de kunstschatten op basis van de Erfgoedwet naar Oekraïne. Maar het Gerechtshof Amsterdam zegt medio 2019 in een tussenarrest dat die wet niet van toepassing is omdat de kunstschatten niet illegaal zijn uitgevoerd naar Nederland. Om te kunnen bepalen wie de eigenaar is van de voorwerpen heeft het hof meer informatie nodig.

In de zaak staan Rob Meijer en Marielle Koppenol-Laforce (Houthoff) de vier Krim-musea bij. Houthoff is ook de Nederlandse huisadvocaat van de Russische Federatie.

Tijdens de zitting bij het hof in maart 2019 stoort Oekraïne zich aan de amicale houding van voorzitter Oranje, die op de zitting zegt: ‘Zo ken ik u weer, mevrouw Koppenol.’

Als één van de advocaten van Oekraïne, Adriaan Stoop (Bergh Stoop & Sanders), later toevallig Maarten Drop (Cleber) tegen het lijf loopt, komt dit voorval ter sprake. Drop is als advocaat nauw betrokken bij de Nederlandse Yukos-zaken en zegt te begrijpen waar die opmerking van Oranje vandaan komt. Voordat de Krim-zaak opnieuw op zitting komt, dienen twee kantoorgenoten van Stoop een verzoek in om Oranje te wraken.

Yukos Oil

Het wrakingsverzoek heeft een voorgeschiedenis die samenhangt met het faillissement van Yukos Oil. Dit olieconcern is tot een kwarteeuw terug een Russisch staatsbedrijf en komt na privatisering in handen van Michail Chodorkovski, die later een politieke tegenstander wordt van Poetin. Volgens de Russische fiscus ontduikt Yukos Oil belasting door schijntransacties met dochterbedrijven in het buitenland en legt voor tientallen miljarden naheffingen en boetes op. Daardoor gaat het bedrijf failliet.

Daarna worden aandelen van Yukos-dochters en andere activa via veilingen verkocht aan staatsbedrijf Rosneft en bedrijven die het op een akkoordje zouden hebben gegooid met het Poetin-regime. Omdat de veilingen volgens sommige partijen zijn georkestreerd, wordt het eigendom van de kopers betwist in tientallen procedures.

De curator van Yukos Oil verkoopt de aandelen van Yukos Finance BV aan Promneftstroy, een consortium van investeerders, waaronder Renaissance Capital (RenCap). Yukos Finance is gevestigd in Nederland en mede daardoor spelen zich alleen al in Amsterdam tientallen procedures af. In die procedures treedt Duco Oranje (Clifford Chance) op als één van de advocaten van Promneftstroy, tot enkele maanden voordat hij in 2010 raadsheer-plaatsvervanger wordt bij het Gerechtshof Amsterdam. Voor Promneftstroy treden ook Rob Meijer en Marielle Koppenol-Laforce op. In meerdere procedures staan Promneftstroy en de bestuurders van Yukos Finance tegenover elkaar. Eén daarvan, Dave Godfrey, wordt persoonlijk bijgestaan door Maarten Drop.

‘Nooit contact’

In het wrakingsverzoek stelt Oekraïne dat Oranje in het verleden als advocaat van Promneftstroy ‘materieel de lezing van de Russische Federatie heeft uitgedragen’ en vroeger nauw heeft samengewerkt met Meijer en Koppenol-Laforce. Het wrakingsverzoek wordt behandeld door de externe wrakingskamer voor het Amsterdamse hof bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage. Als NRC Handelsblad op 13 september 2019 een artikel plaatst over het wrakingsverzoek, neemt het Gerechtshof Amsterdam een voorschot op de uitspraak door in een persbericht op rechtspraak.nl te schrijven dat ‘de als feit gepresenteerde wrakingsgronden feitelijke grondslag missen’.

De Haagse wrakingskamer wijst het verzoek op 1 november 2019 af. Volgens de uitspraak heeft Oranje gezegd dat hij in de Yukos-zaken ‘van midden 2005 tot midden 2009 nooit enig contact heeft gehad met de Russische Federatie’ noch haar belangen heeft vertegenwoordigd. ‘Evenmin is sprake geweest van een jarenlange samenwerking met mrs. Meijer en Koppenol-Laforce.’

De zaak neemt een nieuwe wending als Drop de stukken van de Haagse wrakingskamer onder ogen krijgt en ziet dat Oranje in zijn verweer zes punten heeft aangevoerd, die volgens Drop bezijden de waarheid zijn. Naar eigen zeggen zou Oranje

  • geen advocatuurlijke betrokkenheid hebben gehad bij de veiling van de aandelen Yukos Finance;
  • medio 2009 zijn werkzaamheden in de Yukos-zaken hebben beëindigd;
  • midden 2009 de Yukos-procedures hebben overgedragen aan zijn kantoorgenoten bij Clifford Chance;
  • Clifford Chance eind 2009 hebben verlaten;
  • niet hebben samengewerkt met Meijer en Koppenol-Laforce;
  • nooit enig overleg of zelfs maar contact hebben gehad met de Russische Federatie.

RenCap e-mails

Na onderzoek schrijft Drop een uitvoerige brief aan de advocaten van Oekraïne, waarin hij de informatie van Oranje weerlegt. Hij maakt daarbij gebruik van de zogenoemde RenCap-data, waarover hij als één van de Yukos-advocaten kan beschikken. Die data bestaan uit duizenden e-mails van en aan Renaissance Capital, één van de investeerders uit het Promneftstroy-consortium. Drop benadrukt in zijn brief dat hij slechts uit is op waarheidsvinding, dat hij geen enkele bemoeienis heeft met de Krimprocedure en dat hij niets heeft tegen de persoon Oranje. Drop ontvangt geen betaling voor zijn onderzoek.

In zijn brief verwijst Drop naar een advies van 6 augustus 2007 – negen dagen vóór de veiling – waarin een Clifford Chance-medewerker schrijft dat hij ‘the proposed auction in Russia of shares in Yukos Finance BV’ heeft besproken met Oranje. Uit andere e-mails blijkt volgens Drop dat Oranje niet tot midden 2009, maar ‘tenminste tot juli 2010 intensief als advocaat bij de Yukos-zaken betrokken was’. Overigens blijkt ook uit een pleitnota van 23 juni 2010 en een vonnis van 28 juni 2010 dat Oranje medio 2010 nog is opgetreden als advocaat voor Promneftstroy. Uit andere e-mails blijkt volgens Drop dat Oranje niet tot midden 2009, maar ‘tenminste tot juli 2010 intensief als advocaat bij de Yukos-zaken betrokken was’.

Terug naar de zitting bij de Haagse wrakingskamer. Volgens het proces-verbaal van die zitting heeft Oranje gezegd dat er geen samenwerking met mr. Koppenol-Laforce is geweest, ‘laat staan een intensieve samenwerking’. Maar een zoekopdracht in de RenCap-data met de termen ‘Oranje’ en/of ‘Duco’ in combinatie met ‘Meijer’ of ‘Koppenol-Laforce’ levert volgens de brief van Drop ruim 180 unieke e-mails op. Daaruit blijkt dat de drie advocaten van maart 2009 tot begin 2010 intensief hebben samengewerkt, onder meer aan processtukken. Volgens Drop is het dus ‘bezijden de waarheid’ als Oranje in zijn verweerschrift schrijft dat ‘het kan zijn dat het kantoor Clifford Chance vanaf 2010 in de Yukos zaken nauw is gaan samenwerken met mrs. Meijer en Koppenol-Laforce met het oog op cassatieprocedures, maar ik was daar niet bij betrokken’.

De RenCap-mails maken ook duidelijk dat Oranje wel degelijk contacten heeft gehad met de Russische Federatie. Zo heeft Oranje op 26 en 27 mei 2009 in Parijs overleg gevoerd met advocaten van Cleary Gottlieb, die in de Yukos-zaken optreden voor de Russische Federatie. Bij het overleg zijn ook een advocaat van staatsbedrijf Rosneft en Meijer en Koppenol-Laforce aanwezig. Na dit overleg ontvangen Oranje, Meijer en Koppenol-Laforce een e-mail waarin advocaten van Cleary Gottlieb toezeggen te proberen Promneftstroy interne stukken van Yukos Oil te verschaffen die in handen zijn van de Russische Staat.

Tweede wrakingsverzoek

Op 15 juni 2020 dienen de advocaten van Oekraïne een tweede wrakingsverzoek in, omdat Oranje in de eerste wrakingsprocedure zes onwaarheden zou hebben verkondigd. Daarin staat: ‘Onlangs is gebleken dat raadsheer (…) heeft gelogen (…) Kennelijk koos hij er bewust voor om onoorbare middelen in te zetten. (…) Het zijn juist deze feiten – die de Wrakingskamer niet aannemelijk achtte – waarover de raadsheer heeft gelogen.’

Volgens Maarten Sanders en Gert-Jan van den Bergh heeft Oranje willen verdoezelen dat hij tot medio 2010 als advocaat werkte voor Promnefstroy. Ze vinden dat hij ‘het hof heeft misleid’.

Het nieuwe wrakingsverzoek wordt behandeld door de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, die de brief van Drop als novum beschouwt. Omdat Oranje in zijn ogen in diens nieuwe verweerschrift opnieuw onwaarheden debiteert, schrijft Drop op 1 september een tweede brief. Hij stuurt uit de RenCap-data een urenregistratie van Oranje mee, waaruit blijkt dat Oranje niet alleen bij het overleg in Parijs was, maar dat overleg intensief heeft voorbereid. Verder komt uit de urenregistratie naar voren dat hij ‘zeer regelmatig overleg had met mr. Koppenol-Laforce en/of Meijer’.

Ook voegt hij diverse e-mails toe waaruit blijkt dat Oranje input van Cleary Gottlieb in zijn processtukken heeft verwerkt.

Feitelijk onjuist

De Amsterdamse wrakingskamer vindt Oranjes eerste verklaring over de datum van vertrek bij Clifford Chance feitelijk onjuist en die over zijn aantreden als raadsheer-plaatsvervanger onvolledig. Dat hij zich heeft vergist in de data en dat hij het kort geding uit juni 2010 was vergeten, omdat dit slechts één van de vele Yukos-procedures betrof, overtuigt de wrakingskamer niet.

‘Door zijn handelwijze heeft de raadsheer het vertrouwen geschaad dat een partij mag stellen in de aan haar toegewezen rechter’

Uit de overgelegde stukken blijkt volgens de wrakingskamer verder dat Oranje in 2009 op zijn minst ‘meer dan louter incidenteel’ in Yukos-zaken met Meijer en Koppenol heeft samengewerkt. Over de bijeenkomst in Parijs had Oranje gezegd dat die niets voorstelde en dat hij al na één of twee uur was vertrokken. Maar uit de overgelegde e-mails en urenregistraties komt volgens de kamer naar voren dat Oranje op voorhand ‘kennelijk’ meer verwachtte van die bijeenkomst ‘nu moet worden vastgesteld dat de raadsheer die (…) terdege heeft voorbereid in een samenwerking waarin ook mr. Meijer betrokken was’. Over de herhaalde ontkenning dat Oranje overlegde met de advocaten van de Russische Federatie vermeldt de uitspraak niets.

De wrakingskamer ziet echter genoeg andere redenen om het wrakingsverzoek toe te wijzen. Het gaat namelijk om méér dan ‘een enkele onjuistheid, onvolledigheid of verspreking’. Oranje had (een deel van) de onjuistheden ook zelf eenvoudig kunnen controleren in plaats van die vast te leggen in een schriftelijke reactie. Maar terwijl Sanders en Van den Bergh spreken van ‘gelogen’ en ‘misleiding van het hof’ is naar het oordeel van de wrakingskamer ‘niet gebleken’ dat Oranje de bedoelde onjuistheden en/of onvolledigheden met opzet naar voren heeft gebracht. ‘In het midden kan echter blijven wat dan wel de oorzaak is geweest hiervan. Alles bij elkaar is het te veel. Door zijn handelwijze heeft de raadsheer het vertrouwen geschaad dat een partij mag stellen in de aan haar toegewezen rechter. Daardoor zou de schijn van partijdigheid gewekt kunnen worden.’

Geen opzet

De advocaten van Oekraïne zijn blij dat Oranje van deze zaak af is gehaald. In het belang van hun cliënt geven zij geen commentaar op de uitspraak. Het gerechtshof schrijft in het persbericht over de uitspraak dat de raadsheer de eerste wrakingskamer ‘niet juist dan wel niet volledig heeft geïnformeerd’, maar dat daarbij ‘geen sprake is geweest van opzet’. Deze formulering wijkt af van die van de wrakingskamer, die immers slechts stelde dat opzet niet is gebleken.

Oud-officier van justitie Robert Hein Broekhuijsen (Ivy) heeft op verzoek van Drop meegekeken in het dossier en vindt dat er de nodige kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de gang van zaken. ‘Vaststaat dat het verweerschrift van Oranje aan de Haagse wrakingskamer diverse onwaarheden bevat. Van Oranje mocht de uiterste zorgvuldigheid worden verwacht nu hij als raadsheer werd gewraakt. Hij had de verplichting om de feiten juist en volledig aan de Haagse wrakingskamer mee te delen. Van die juistheid gaat de wrakingskamer immers ook uit. Als je dat dan nalaat, kan dat volgens de jurisprudentie wel degelijk voorwaardelijke opzet op valsheid in geschrifte opleveren.’

Alex Brenninkmeijer, oud-rechter en hoogleraar Rechtsstaat aan de Universiteit Utrecht, heeft ten behoeve van dit artikel de brieven van Drop naast de uitspraak van de Amsterdamse wrakingskamer gelegd. Omdat hij niet het hele dossier kent, kan hij alleen zeggen wat de norm in dit soort zaken is: ‘Een rechter die subject wordt van een wrakingsprocedure moet de wrakingskamer en betrokken partijen op eigen initiatief volledig en juist informeren. Het mag geen kat-en-muisspel worden, waarbij de gewraakte rechter met manipulatie van de feiten – in ruime zin opgevat – probeert wraking te voorkomen.’

Nader onderzoek

Oranje en het Gerechtshof Amsterdam laten de kwestie het liefst achter zich. Voor het Gerechtshof is de zaak afgedaan. Het bestuur zegt in de uitspraak geen reden te zien een nader onderzoek in te stellen.

‘Ik heb in de wrakingsprocedure voor het Hof Den Haag gezegd (…) dat ik in ieder geval nooit voor Rusland ben opgetreden en vanaf 2010 ook niet jarenlang intensief met die advocaten heb samengewerkt. Dat was en is de waarheid.’

Oranje zelf blijft bij zijn eerdere verklaringen. Via e-mail laat hij weten: ‘Ik heb in de wrakingsprocedure voor het Hof Den Haag gezegd dat ik niet kan beoordelen of en in hoeverre Rusland de achterliggende partij is, maar dat ik in ieder geval nooit voor Rusland ben opgetreden en vanaf 2010 ook niet jarenlang intensief met die advocaten heb samengewerkt. Dat was en is de waarheid. Het hof Den Haag (…) heeft dan ook geoordeeld dat het verwijt ongegrond is. Dat oordeel staat nog steeds, ook na de uitspraak van de Amsterdamse wrakingskamer.’

Er is nog een reden waarom zowel Oranje als het Gerechtshof de zaak zo snel mogelijk achter zich wil laten. Oranje is niet alleen raadsheer bij het hof, maar ook voorzitter van het pas twee jaar oude Netherlands Commercial Court of Appeal, dat bouwt aan een internationale reputatie. Daarbij past een voorzitter die boven iedere discussie verheven is.

Volgens Oranje heeft hij zich hooguit vergist in een aantal data, hetgeen hij naar eigen zeggen ook ruiterlijk heeft toegegeven. Het Gerechtshof Amsterdam: ‘Een gewraakte rechter kan in de zaak waarin hij gewraakt is niet meer optreden, maar vanzelfsprekend wel in andere zaken.’

Dit artikel verscheen in het Advocatenblad