Onbehagen

Het is een kleine, maar veel betekende zaak. Een wielrenner maakt buiten de bebouwde kom van Hengelo flink vaart op het brede fietspad langs de Oldenzaalsestraat.  Naar eigen zeggen rijdt hij zo’n 40 á 50 km/u. Hij kan geen kant op als een Volkswagen vanachter een geparkeerde auto opduikt. De automobilist, die volgens het proces-verbaal niet sneller rijdt dan 3 km/u, kan de snelle wielrenner niet ontwijken.

Het dossier over de aanrijding bevat feitelijk alleen een beschrijving van de toedracht van het ongeval door het slachtoffer. Verder zit er een foto in van de parkeerplaats vanwaar de Volkswagen het fietspad opreed. Maar het is onduidelijk is of die is genomen vanuit de positie van de auto of de fiets dan wel vanaf een ander standpunt. Een verkeersongevallenanalyse (VOA) ontbreekt. Er zijn geen verklaringen van getuigen, omdat die zich niets meer kunnen herinneren van het voorval.

Aanvankelijk vervolgt het OM de automobilist primair wegens overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (schuld aan een ongeval met fatale afloop of met zwaar lichamelijk letsel) en subsidiair wegens overtreding van artikel 5 (gevaar of hinder veroorzaken).

Op de zitting vindt de officier van justitie het dossier eigenlijk ook wel ‘zwaar onvoldoende’. De aanklager vraagt daarom vrijspraak van het primair te laste gelegde.

De automobilist vindt dat hij het ongeval niet had kunnen voorkomen. Hij heeft herhaaldelijk bij het slachtoffer geïnformeerd hoe het gaat. Verkeersongevallen met letsel roepen bij daders vaak enorme schuldgevoelens op en volgens de rechtbank had de officier dat moeten weten. Als je dan toch gaat vervolgen, moet het dossier wel deugen. In dit geval kan het ‘ondermaatse dossier’ alleen maar leiden tot ‘een evidente vrijspraak’. Daarom heeft het OM de verdachte ‘lichtzinnig’ gedagvaard. De rechtbank vindt de vervolging zelfs ‘een schoffering van de verdachte’ en een grove schending van de algemene beginselen van een behoorlijke strafrechtpleging.
De officier is volgens de rechtbank uitgegaan van een schuldige verdachte en heeft nagelaten het beroep op een – ‘niet onaannemelijke’ – schulduitsluitingsgrond te onderzoeken. Daardoor zijn de belangen van de verdachte ernstig geschaad. De rechtbank verklaart de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk in de vervolging van het subsidiaire feit.  De automobilist komt met de schrik vrij.

Ambities

Dat politie en OM het onschuldscenario volkomen negeren, komt kennelijk niet alleen voor bij ernstige geweldsmisdrijven. Een verrassing is dat eigenlijk niet. Tunnelvisie zit immers ingebakken in de kijk van de politie op het strafrecht. Dat is er één van crime control in plaats van due process. Dat blijkt maar weer eens uit het boeiende onderzoek Politiemensen over het strafrecht. Politiemensen zijn oplossingsgericht en zien het strafrecht vooral als instrument om verdachten achter de tralies te krijgen. Vijfentachtig procent van de politiemensen vindt dat er te mild wordt gestraft; vierentachtig procent vindt dat de bescherming van de verdachte ten koste gaat van de rechtvaardigheid. Rechters stellen veel te hoge eisen aan het bewijs en politiemensen hebben minder vertrouwen in de rechter dan gewone burgers hebben.

Politiemensen verwachten te veel van het strafrecht, maar ondanks de teleurstelling over de strafrechtelijke reactie blijven zij netjes hun werk doen. Dat mag geen reden zijn om de onvrede op zijn beloop te laten. Uit de oude en beroemde Amerikaanse studie van Jerome Skolnick (1968) bleek al dat die onvrede kan uitmonden in ‘justice without trial’: willekeurig geweldgebruik tegen verdachten. Doorzeurend onbehagen kan de rechtsstaat ondermijnen.

De politieleiding moet daarom niet alleen sturen op betere processen-verbaal, betere dossiers en op rechtmatig politieoptreden. Zij moet politiemensen met beide benen op de grond zetten door hen te wijzen op de grenzen van hun werk en door hun ambities en verwachtingen te temperen, schrijven de onderzoekers van de Radboud Universiteit.

Repressie

Er wordt te veel verwacht van vergelding, zei de vorige president van de Hoge Raad vlak voor zijn vertrek tegen de Volkskrant. ‘De tijdgeest is repressie, maar dat werpt niet voldoende vruchten af.’ Ik betwijfel of die woorden indruk maken op politiemensen die betrekkelijk weinig vertrouwen hebben in rechters. Maar in een rechtsstaat is het de rechter die het laatste woord spreekt over het werk van de politie en en soms de tunnelvisie afstraft. Wie naar het strafrecht grijpt, moet dat aanvaarden en ontlastende informatie in het dossier niet schuwen.


Deze column verscheen in Tijdschrift voor de Politie nr. 9/14