Wachten tot het goed fout gaat

“Pap, ik kom vanavond toch maar naar jullie. Bijna iedereen is het huis al uit gevlucht voor Mark en ik durf vannacht niet alleen te slapen.”  Gelukkig maar. Kort daarvoor was een middagje stad-ten van moeder en dochter op niets uit gelopen, omdat dochterlief  het bericht kreeg dat huisgenoot Mark zo in de war en bedreigend was dat bijna iedereen de “gang” van de studentenflat was ontvlucht naar het Wilhelminapark. Verbonden en solidair als zij zich voelde, wilde onze dochter zich bij de vluchtelingen voegen. Mark had al eerder ook al enkele huisgenoten bedreigd. Met name degenen die de overlast en de dreiging van de psychotische jongeman probeerden in te dammen. Het kwam voor dat zij onder hun afgesloten kamerdeur door de schaduw van Marks voeten naar binnen zagen vallen, terwijl de verwarde knaap zwijgend voor hun deur stond.

Eigenlijk was Mark al maandenlang flink in de war. Maar net als het de spuigaten uit leek te gaan lopen, bedaarde hij weer. Maar onze dochter durft ’s nachts niet naar de – gemeenschappelijke – toiletten uit angst Mark tegen te komen. Vaak doet hij aan nachtelijke krachttraining door zich aan een stang op te trekken. Hij is één bonk spier.

Mark had de dag voor de massale vlucht zijn ontslag genomen bij het magazijn van een winkelketen. Omdat de huisgenoten met elkaar willen communiceren zonder dat Mark meeleest,  hebben ze hem van de groeps-whatsapp gegooid. Daardoor voelt Mark zich buiten gesloten en nemen de de dreigementen tegen met name de huisoudsten toe. Gevoegd bij de aankondiging dat “het” de volgende dag moest gebeuren, voelde vrijwel niemand zich meer veilig. Als Mark al niet de hand aan een ander zou slaan dan was het wel aan hem zelf.

Mark heeft – in de woorden van mijn dochter – geen ziektebesef en wil zich niet laten helpen. Maar zo kan het niet langer – de flat schakelt de politie in. De dienders komen langs en Mark laat zich van zijn redelijkste kant zien. De Hermandad keert onverrichter zake terug naar het bureau. Sinds de invoering van de Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen in 1994 kan iemand alleen gedwongen worden opgenomen als die duidelijk een gevaar is voor zichzelf of voor zijn omgeving. En als het gevaar alleen kan worden afgewend met een opname. De wet ziet als gevaar onder meer het risico dat de persoon

  • met zijn gedrag de agressie van anderen oproept;
  • een ander doodt of ernstig lichamelijk letsel toebrengt;
  • de psychische gezondheid van een ander schaadt;
  • zelfmoord pleegt of zichzelf ernstig beschadigt.

Dat huisgenoten zeggen dat-ie heel erg in de war is en zeer achterdochtig en dat hij sommigen bedreigt, is daarvoor niet genoeg. De wet is een kroonjuweel van het individuele zelfbeschikkingsrecht. Ik heb vóór de invoering van de BOPZ een bipolaire bovenbuurman gehad, die mensen en kinderen in zijn omgeving bedreigde. Ook in 1985 bleek het al lastig om iemand te helpen die niet geholpen wil worden. Wachten tot het goed fout gaat, schreef ik toen.

Inmiddels zijn we enkele decennia en tragedies verder. Nog altijd weten de instanties geen raad met dit soort situaties. Bijna wekelijks lees je over mensen die een ander en/of zichzelf iets vreselijks hebben aangedaan, terwijl instanties de persoon al op de korrel hadden. Kennelijk waren de hulpverleners niet bij machte om tijdig in te grijpen.

Kunnen we niet het diagnose-instrumentarium verfijnen op grond van data analyses? En kunnen wij ernstig verwarde mensen zoals Mark dan niet op grond van objectieve criteria eerder afleveren op een plek waar zij worden geholpen. Uiteraard met behoud van de bestaande waarborgen tegen onterecht opsluiten?

De wetgever zou toch in ieder geval de put kunnen dempen, nadat er weer een kalf verdronken is. En terwijl de wetgevingsmachine aan de Schedeldoekshaven dankzij deze oproep op volle toeren draait, wachten mijn dochter, de andere bewoners van de flat en hun ouders tot het goed fout gaat.

*) Mark is een alias