Fact finding door boekhoudleken

Kijkt de rechter wel voldoende naar de feiten? Ik heb wel eens eerder geschreven dat dit niet altijd zo is, omdat rechters minder getuigen oproepen en advocaten korter moeten pleiten. Maar is dat ook zo bij de tuchtrechter voor accountants? En heeft die voldoende verstand van boekhouden?

 Ik volg de accountantstuchtrechtspraak al jaren en schreef er vorig jaar een veelgebruikt boek over. Ik heb nooit signalen gezien dat er gebreken zijn in de fact finding. Maar onlangs meende een klager dat de Accountantskamer aan “cherry picking” had gedaan. Uiteraard was deze selectiviteit in het voordeel van de accountant geweest, die de dans ontsprong. De jurist van de klager nam het woord “leugen” veelvuldig in de mond.

 Aan een gepubliceerd vonnis kun je niet zien welke feiten buiten beschouwing worden gelaten. Daarvoor moet je dus op zijn minst de zitting bijwonen. Hoe zou de tuchtrechter in hoger beroep naar de feiten kijken? Ik pakte de zittingslijst van het College van Beroep voor het bedrijfsleven en vroeg de griffie om de zaaknummers van de uitspraken waartegen beroep was aangetekend. Gewapend met prints van die vonnissen ging ik naar de zitting.

 Daar vielen mij een paar dingen op:

  • ik hoefde mij niet te legitimeren om het Paleis van Justitie binnen te komen;
  • de veiligheidsscan (inclusief fouilleren) verliep een stuk sneller dan op een luchthaven;
  • aan de balie van de zittingszaal moest ik mij wel legitimeren, althans mijn perskaart laten zien (zou ik zonder die kaart niet naar binnen hebben gemogen?);
  • in de zaal bleven de vele stoelen voor het publiek leeg, behalve die onder mijn zitvlak;
  • in beide zaken kregen de partijen aanzienlijk meer tijd om hun beroeps- c.q. verweerschrift toe te lichten dan gebruikelijk;
  • de leden van het College vertoonden ondanks het middaguur geen enkel teken van slaperigheid en volgden de betogen nauwlettend;
  • de vragen van het College verraadden dossierkennis en een professioneel-kritische houding.

 Dat er ook in hoger beroep serieus naar de feiten wordt gekeken – althans in deze twee zaken, zo lijkt het – stemt gerust in tijden van nepnieuws, halve waarheden, tunnelvisie en informatiebubbels.

 Toch is de tuchtrechtspraak voor accountants in hoger beroep kwetsbaar. Dat bleek bijvoorbeeld uit de vaktechnische vragen. Want hoe moest die voorziening voor een precaire liquiditeitspositie nu in de jaarrekening worden verwerkt? En viel die voorziening nu wel of niet vrij nadat de verplichting was betaald in aandelen? De voorzitter en bijzitter vroegen het aan de enige accountant in de zaal: de beklaagde.

 Het College van Beroep voor het bedrijfsleven is het enige tuchtcollege dat in hoger beroep* uitspraak doet zonder leken. Er zit heel soms een jurist bij met een RA-titel. Maar ik vraag mij af of het niet verstandig is vaktechnische kennis aan boord te halen nu het College zelfstandig blijft voortbestaan.

*) In eerste instantie – bij de Accountantskamer – maken accountants wel deel uit van het tuchtcollege.

Dit blog verscheen – in iets andere vorm – ook bij Mr.-online en accountant.nl